Langs het iJzeren Gordijn

Meteen werd ons geleerd hoe we de broekspijpen met behulp van een weckring of elastiek naar binnen toe konden oprollen. Een overall, onderkleding, waaronder korte onderbroeken met verbleekt, uitgebeten kruis. Het was mij niet helemaal duidelijk of het nu te korte lange of te lange korte onderbroeken waren. Ik kreeg ook enkele echt lange onderbroeken en ook een ‘gebreide’ zwembroek die, zoals later bleek, na een duik van zijn plaats gleed. Daarbij ook nog allerlei tassen waar alles in zou moeten kunnen, zoals een pukkel en ransel. Sokken. Dienstkistjes, waarin ik de komende tijd nog heel wat blaren zou gaan kweken en de nodige tips om dat te voorkomen. Kortom, zoveel moois, te veel om op te noemen. Ik kreeg, naast mijn vechtpet en helm met camouflagenet, een stuk autoband en een pakje met verband, ook mijn zwarte baret. Die baret was prachtig, iets om trots op te zijn, zeker als je je embleem van 'Huzaren van Boreel' erop had aangebracht. De baret zag er in het begin nogal 'bollerig' uit, maar daar hadden ze het volgende op gevonden! "Neem je zwarte hoofddeksel c.q. baret, maak deze goed vochtig, rol hem strak op en leg hem 's nachts onder je matras of in de bovenste richel van de binnenkant van je PSU-kast en de volgende ochtend weer uitrollen en 'voilà”. Inderdaad was de vorm van een LP de volgende dag enigszins verdwenen. Dat alles moesten we uiteindelijk allemaal zelf in een te klein kastje dat naast ons stapelbed stond proppen. En dan heb ik het nog niet gehad over mijn 'Zakmes KL' met koord! Daar kon ik mee thuiskomen ... Al die tassen, riemen, koppels en patroontassen moesten nog geblancoëd worden. Daartoe werd dan ook, naast bruine en zwarte schoensmeer, een blikje blanco (een soort groen vet) verstrekt. De meeste stof haalden wij uit het ‘Handboek Soldaat’ (ook wij als huzaar moesten met die titel genoegen nemen), waaruit wij liggend op onze wiebelende stapelbedden, ook heel wat vragen op elkaar afvuurden. De volgende dag na onze opkomst werden wij afgemarcheerd naar de filmzaal. Na een korte toespraak door de ritmeester eskadronscommandant werden wij onder de krijgstucht gesteld. Net als ik begrepen de meesten niet wat dat betekende, maar daar kwam men in de loop van de tijd wel achter; gewoon doen wat er gezegd werd. Sancties waren er in overvloed; opvoedkundige maatregelen zoals opdrukken en strafcorvee, licht arrest, (maximaal 21 dagen) en zelfs verzwaard- of streng arrest (maximaal 14 dagen). De eskadronscommandant kon je dat tot 1971 opleggen. Later kwamen daar o.a. de geldboetes voor in de plaats. Na de toespraak werd ons geleerd hoe te exerceren, te marcheren en te groeten. Maar ook hoe je je moest gedragen en wat nog meer noodzakelijk werd geacht voor een aankomend huzaar. Verder velddienst met alles wat daar mee te maken had en voor de aankomende chauffeurs waren er de rijopleidingen. Wij als aankomend onderofficieren werden bijgespijkerd op de Kaderschool en de pelotonscommandanten in spe op de School Reserve Officieren (SROC). En toen was het zover, allen die waren voorbestemd voor 103 gingen naar Seedorf om aldaar tot een eenheid te worden gesmeed. Het waren niet alleen de huzaren uit Amersfoort, maar ook koks uit Bussum, de administrateurs uit Middelburg en het onderhoudspersoneel uit de Kromhoutkazerne in Utrecht, die soms druppelsgewijs de gelederen van het eskadron kwamen versterken. 19

21 Online Touch Langs het iJzeren Gordijn Home


You need flash player to view this online publication